Tree

Het laatste Paradijs (fragment 1)

Daar stond ik. Op het altaar van de Santa Theresita kerk te San Nicolas. Met kloppend hart keek ik naar de grote massa, die afscheid kwam nemen van mijn moeder Rogelia, beter bekend als Jeja. Op de eerste rij zaten mijn twee zusters Deanne en Myrna. Zij hadden aangegeven dat zij niet konden spreken. Bang om in huilen uit te barsten. Was ik dan niet verdrietig? Natuurlijk zou ik haar missen. Mijn moedertje. Maar ik had al vijftig jaar geleden afscheid van haar genomen. Voorgoed dacht ik toen. Afscheid nam ik vele keren daarna. Keer op keer, na een paar weken vakantie, als ik weer naar Nederland vertrok. Huilen. Hoe lang geleden was het dat ik gehuild had? Ik kon het me niet herinneren. Ik haalde diep adem. Knipperde met mijn ogen en begon:

Pompoen kan geen bananen voortbrengen. Sommige mensen hebben schubben, toch zijn ze geen vissen. Zo liet onze moeder, Rogelia Seferina Winklaar Domacassé, ons lachen. Tot in haar laatste dagen. Maar Jeja's leven begon niet met vreugde. Op haar zevende stierf haar moeder Maria Susanna. Hoe is het om als kind van zeven je moeder kwijt te raken? Hoe is het om niet eens een foto van je moeder te hebben. Ik, haar oudste dochter, was de foto van haar moeder. Dat vond ik altijd een vreemde uitspraak, totdat ik de foto zag. Een jaar of elf was ik toen we vanuit Aruba op vakantie gingen naar Bonaire.