
ROOS
De eerste keer dat ik haar zag, was aan het strand van Estoril. Portugal. Op blote voeten liep ze daar rode rozen te verkopen. Haar rood-wit-gestreepte jurk was vuil en gekreukeld.
Een paar dagen later kwam ik haar tegen op de kermis van Estoril. Ook daar verkocht ze rode rozen. Ze had een paar afgetrapte gympen aan. Toen ze mij vroeg of ik een roos wou kopen, haalde ik meteen mijn portemonnaie uit mijn tas. Ik nam alle tijd om het kleingeld bijelkaar te zoeken. Ondertussen bekeek ik haar. Met gebogen hoofd stond ze op de escudos te wachten. Een vreemde lucht hing om haar. Ze was niet ouder dan acht jaar. Dacht ik. Haar magere armen waren bruin. Niet van de zon. Vuil. Ik had in Portugal vaak jonge kinderen gezien, die van alles aan toeristen verkochten. Dat was niets bijzonders. Wel waren die kinderen veel ouder dan dit kind. Ik legde het geld in haar uitgestoken hand. Ze hief haar hoofd. Keek me aan. Ik zag een paar grote donkere ogen. Leeg. Een neus vol sproeten. Een mond die nooit had leren lachen. Ik nam de roos en gaf haar een brede glimlach. De uitdrukking op haar gezicht veranderde niet.
Ze liep weg. Ik volgde haar. Wilde meer van haar weten. Ze passeerde een lange rij voor de suikerspinkraam. Voetje voor voetje zeilde ze door de menigte. Ik bleef op afstand. Plotseling begon ze sneller te lopen. Ik had moeite haar bij te houden. Ze verdween achter een enorme draaimolen. Ik raakte haar kwijt. De dagen die volgden, dacht ik veel aan Roos. Zo noemde ik haar.
Terug in Nederland stond mij een stapel werk te wachten. Ik dacht niet meer aan Roos. Een paar weken later, bezocht ik een fototentoonstelling van een Engelse fotograaf. Ik was zeer verrast een levensgrote foto van Roos te zien. Ze zat op de bordestrap van een restaurant. Een dame in gala stond naast haar. De dame had een rode roos in haar hand. Een heer legde kleingeld in Roos hand. Het onderschrift bij de foto was: Flowergirl in Mexico City.
Ik knipperde met m n ogen. Mexico? Dat kon niet. Het meisje op de foto was gekleed in hetzelfde rood-wit-gestreepte jurk. De jurk die ik op het strand en op de kermis van Estoril gezien had. Estoril. Portugal. Dezelfde afgetrapte gympen aan haar voeten. Dezelfde grote ogen. De hele dag steeg en daalde de foto van Roos in mijn hoofd.
Twee dagen later stond ik in Utrecht op een trein te wachten. Bij een kiosk bladerde ik door een National Geographic. Mijn oog viel op een foto van Roos. Ze leunde tegen een pilaar van een groot gebouw. Ik kocht het tijdschrift. Moest hollen om mijn trein te halen. Met kloppend hart zocht ik opnieuw de bladzijde. Daar stond ze. Roos. Onder de foto las ik: Flowergirl in Singapore nearby the Sakja Moeni Gaia temple.
Ik streek over de strepen van haar jurk. Raakte de oude gympen aan. Deed mijn ogen dicht. Voel de doorn van een roos in mijn duim. Een druppel bloed valt op mijn gekreukte jurk. Aan het strand schrap ik met een schelp, alle doornen van de stelen. Vanmorgen heb ik bijna niets verkocht. s Middags zoek ik schaduw. Mijn rozen mogen niet verleppen. Vanavond moet ik meer verkopen.
Ik stap uit de trein. Het tijdschrift stevig onder mijn oksel. Ogen vol van het kind dat ik was.